Hiram Bingham, ontdekkingsreiziger en hoogleraar Zuid-Amerikaanse geschiedenis, stak in februari 1909, de natste maand van het jaar, voor het eerst de Peruaanse bergen over. De regen maakte zijn reizen moeilijk. Hij slaagde er echter in de ruïnes van Choquequirao te bereiken en hij was erg onder de indruk. Dit bezoek stimuleerde zijn interesse in de Inca's.
In 1911 keerde Bingham terug naar Peru met de Yale Peruvian Expeditie. Zijn doel was om de Urubamba-rivier en omgeving te verkennen en de mysterieuze laatste hoofdstad van de Inca's, Vilcabamba, te vinden. Niemand in Cusco geloofde in zijn plan, omdat ze dachten dat de laatste hoofdstad van de Inca's al was gevonden (Choquequirao).
De Binghams 1911-expeditie vertrok langs de loop van de Urubamba-rivier en verkende onderweg een aantal ruïnes. Op 23 juli 1911 arriveerde Bingham in Mandor, waar hij de boer Melchor Arteaga ontmoette die Bingham vertelde over het bestaan van twee Inca-locaties, Machu Picchu en Huayna Picchu (‘oude berg’ en ‘jonge berg’ in Quechua).
Ze huurden Arteaga in als hun lokale gids. Nadat ze de snelstromende Urubamba-rivier waren overgestoken, kwamen ze aan de andere kant de dichte jungle tegen. Na een rustpauze besloot Bingham door te gaan met klimmen, maar Arteaga besloot daar te blijven en stuurde een kind als gids in zijn plaats.
Terwijl Bingham klom, zag hij meer imposante terrassen, maar hij was het meest verrast door een reeks fijn afgewerkte Inca-muren die bedekt waren met dikke vegetatie. Het kind bracht Bingham door struiken en bamboe naar een grote gebeeldhouwde grot, fijn afgewerkt dat, in de woorden van Bingham, het koninklijke graf moest zijn.
Hoewel deze site niet de verloren stad Vilcabamba was waar Bingham naar op zoek ging, begreep hij meteen het belang van zijn ‘ontdekking’. Bingham keerde terug naar zijn land en nam het verbazingwekkende nieuws over de verloren stad Machu Picchu mee. De ontdekking trok de aandacht van de hele wereld en in het bijzonder van Yale University en de National Geographic Society. Beide instellingen besloten Bingham te helpen bij zijn verkenning van de ontdekte ruïnes in 1912 en 1915.